Kostpijs berekening

Een waardevolle service voor bedrijven die inzicht willen krijgen in hun loonkosten. Denk aan de loonkosten per werknemer berekenen en voor uw gehele organisatie inzichtelijk maken. Daarnaast kunnen we kosten van een cao-verhoging doorrekenen of een begroting opstellen.

Berekeningen met verschillende loonschalen of andere variabelen, verlof, bonussen, overuren en secundaire arbeidsvoorwaarden? En geheel met de standaarden van uw organisatie.

Kostpijs berekening

Een waardevolle service voor bedrijven die inzicht willen krijgen in hun loonkosten. Denk aan de loonkosten per werknemer berekenen en voor uw gehele organisatie inzichtelijk maken. Daarnaast kunnen we kosten van een cao-verhoging doorrekenen of een begroting opstellen.

Berekeningen met verschillende loonschalen of andere variabelen, verlof, bonussen, overuren en secundaire arbeidsvoorwaarden? En geheel met de standaarden van uw organisatie.

Algemeen

De kostprijs van een product of dienst is de totale uitgave die een bedrijf maakt om dat product of die dienst te leveren. Het kan in verschillende contexten een andere invulling krijgen, maar de algemene opbouw van de kostprijs is doorgaans vergelijkbaar en bestaat uit verschillende onderdelen die gezamenlijk de volledige kosten van de productie of levering bepalen.

Dit zijn kosten die direct toewijsbaar zijn aan een specifiek product of dienst. Ze zijn variabel, wat betekent dat ze veranderen afhankelijk van de hoeveelheid die geproduceerd of geleverd wordt.

  • Directe materialen (grondstoffen): Dit zijn de materialen die direct in het product verwerkt worden, zoals hout voor meubels, staal voor auto’s, of suiker voor gebak. Deze materialen zijn gemakkelijk te traceren naar het specifieke product.
  • Directe arbeid: De lonen van werknemers die direct betrokken zijn bij de productie van een goed of de levering van een dienst. Dit omvat bijvoorbeeld de fabrieksarbeiders die een product assembleren of de medewerkers die direct een dienst uitvoeren (zoals een leraar of een technicus).
  • Indirecte materialen: Materialen die wel bijdragen aan de productie, maar niet direct in het eindproduct verwerkt worden. Denk aan smeermiddelen voor machines, of kantoormateriaal.
  • Indirecte arbeid: Het loon van medewerkers die wel noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering, maar niet direct aan productie of levering van het product bijdragen. Dit kunnen bijvoorbeeld supervisors, administratiepersoneel, of medewerkers in de logistiek zijn.
  • Huur en vastgoedkosten: De kosten voor het huren of bezitten van productie- of kantoorruimte, evenals de kosten van nutsvoorzieningen zoals elektriciteit, water en verwarming.
  • Afschrijving: De jaarlijkse waardevermindering van activa zoals machines, gebouwen, en voertuigen die door het bedrijf gebruikt worden. Afschrijving is een niet-kaskostenpost, maar wordt wel meegerekend in de kostprijs.
  • Verzekeringen: Verzekeringen die nodig zijn om het bedrijf te beschermen tegen risico’s zoals brand, diefstal of aansprakelijkheid.

Administratie en overhead: Dit betreft de kosten voor bijvoorbeeld boekhouding, juridische ondersteuning, en management, die allemaal indirect bijdragen aan het bedrijfsproces.

  • Rente op leningen: Als een bedrijf geld heeft geleend om investeringen te doen, bijvoorbeeld voor machines of vastgoed, dan zijn de rentelasten van de lening onderdeel van de kostprijs. Deze kosten kunnen variëren afhankelijk van de rentevoet en de looptijd van de lening.
  • Waardevermindering van valuta (indien van toepassing): Als een bedrijf in verschillende valuta’s werkt, kunnen de kosten van fluctuaties in de wisselkoers ook de uiteindelijke kostprijs beïnvloeden.

Dit zijn kosten die variëren afhankelijk van de hoeveelheid geproduceerde goederen of geleverde diensten. Ze stijgen of dalen naargelang de productievolumes.

  • Grondstoffen en halffabricaten: De kosten van materialen die nodig zijn om het product te maken en die in de eindproducten worden verwerkt.
  • Directe arbeid: Het aantal uren dat direct aan de productie wordt gewerkt, dus als de productie toeneemt, zal ook de benodigde arbeidskracht toenemen.
  • Verbruikskosten: Denk aan energieverbruik, transportkosten of andere variabele kosten die per eenheid van productie kunnen verschillen.

Deze kosten blijven gelijk, ongeacht de hoeveelheid geproduceerde goederen of geleverde diensten. Ze worden vaak over een bepaald aantal eenheden verspreid.

  • Huisvestingskosten: Zoals huur van gebouwen of afschrijvingen van eigen vastgoed.
  • Salarissen van vast personeel: Ongeacht de productie, bijvoorbeeld het salaris van het managementteam of administratief personeel.
  • Softwarelicenties: Dit zijn vaak jaarlijkse kosten die niet afhankelijk zijn van het productievolume, maar wel essentieel voor de bedrijfsvoering.

De winst die het bedrijf wil behalen bovenop de kosten. Dit wordt vaak uitgedrukt als een percentage van de kostprijs en kan afhankelijk van het bedrijf en de markt variëren. De prijs die een klant betaalt, wordt vaak bepaald door de kostprijs plus de gewenste winstmarge.

Sommige bedrijven hebben te maken met specifieke belastingkosten of heffingen, afhankelijk van de wetgeving in hun land of regio. Dit kunnen bijvoorbeeld btw, milieubelastingen of andere bedrijfskosten zijn die als gevolg van wetgeving moeten worden toegevoegd aan de kostprijs.

De uiteindelijke prijs die aan klanten wordt doorberekend, is dus de som van al deze kosten plus een eventuele winstmarge, en kan worden aangepast afhankelijk van marktomstandigheden, concurrentie en klantvraag.

We hebben een prakrijk voorbeeld hoe de kostprijs van de busbedrijven opgebouwd kan worden.

De kostprijs van het openbaar vervoer bij busbedrijven is afhankelijk van verschillende factoren die samen de totale kostenstructuur bepalen. Deze kosten kunnen variëren afhankelijk van de grootte van het netwerk, het type diensten en de locatie, maar over het algemeen kunnen we de kostenstructuur als volgt opdelen:

  • Lonen van chauffeurs: De kosten voor het personeel zijn vaak een van de grootste posten in de begroting van een busbedrijf. Dit omvat de lonen en vergoedingen voor de buschauffeurs, maar ook het ondersteunend personeel zoals planners, onderhoudsmedewerkers, administratief personeel en managers.
  • Opleidingen en certificeringen: In veel landen moeten chauffeurs periodiek hun rijvaardigheid en veiligheidscertificaten bijwerken, wat ook kosten met zich meebrengt.
  • Aankoop van bussen: De aanschaf van bussen is een aanzienlijke investering. Bussen zijn duur, en bedrijven moeten de kosten van deze voertuigen over een aantal jaren afschrijven.
  • Afschrijving van voertuigen: Dit is de jaarlijkse kostprijs van de voertuigen op basis van hun verwachte levensduur. Gemiddeld wordt een bus na 10-15 jaar vervangen, maar de afschrijving zal gedurende die jaren gespreid worden.
  • Routineonderhoud: Dit betreft kosten voor het periodiek onderhouden van de voertuigen, zoals het vervangen van olie, banden, filters, en remmen. Dit is noodzakelijk om de veiligheid en betrouwbaarheid van het busvervoer te waarborgen.
  • Onvoorziene reparaties: Dit betreft de kosten voor onverwachte schade of defecten, bijvoorbeeld door ongevallen of slijtage die sneller optreedt dan verwacht.
  • Diesel of elektrische energie: De brandstofkosten vormen een aanzienlijke kostenpost, vooral voor dieselvoertuigen. Voor elektrische bussen komen hier de kosten voor opladen en energieverbruik bij. De prijs van brandstof (diesel of elektriciteit) kan fluctureren, wat invloed heeft op de kostprijs.
  • Brandstofverbruik per bus: Het verbruik hangt af van het type bus (standaard, hybride, elektrisch), de route (stedelijk of regionaal), en het aantal gereden kilometers.
  • Depots en werkplaatsen: Busbedrijven moeten investeren in depots en werkplaatsen voor het parkeren, onderhoud en herstel van hun bussen. Deze kosten omvatten huur, onderhoud van de gebouwen, en apparatuur.
  • Stads- en halte-infrastructuur: Vaak moeten busbedrijven ook bijdragen aan de aanleg of het onderhoud van bushaltes, knooppunten en andere faciliteiten zoals wachtruimtes voor passagiers.
  • Voertuigverzekering: Bussen moeten verzekerd worden tegen schade, diefstal en aansprakelijkheid in geval van ongevallen.
  • Belastingen en heffingen: Busbedrijven moeten belastingen betalen, zowel op het bezit van de voertuigen als op de operationele winst, en soms zijn er specifieke heffingen voor het gebruik van bepaalde wegen of stedelijke gebieden.
  • Ticketverkoop en abonnementsbeheer: Dit betreft de kosten voor ticketverkoopsystemen, zowel fysiek (ticketautomaten, kassa’s) als digitaal (online ticketverkoop, apps). De kosten voor abonnementssystemen vallen hier ook onder.
  • Planning en dispatching: Software en systemen voor het plannen van routes, het volgen van bussen en het optimaliseren van de dienstregeling zijn belangrijke kostenposten.
  • Lening- en renteverplichtingen: Als het busbedrijf leningen heeft afgesloten voor de aanschaf van bussen of de uitbreiding van de infrastructuur, dan zijn de rentelasten en aflossingen op leningen een doorlopende kost.
  • Marketing en communicatie: Kosten voor reclame, klantenservice, informatievoorziening aan passagiers (zoals route-informatie, app-ondersteuning).
  • Regelgeving en compliance: Kosten voor het naleven van wettelijke eisen, zoals milieu- en veiligheidsnormen, en het verkrijgen van vergunningen.
  • Winstmarge: De meeste busbedrijven werken met een winstmarge om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Dit kan ook invloed hebben op de tarieven die aan passagiers worden doorberekend.
  • Subsidies van de overheid: Veel openbaarvervoerbedrijven ontvangen subsidies van de overheid, zowel voor exploitatie als voor investeringen in duurzame voertuigen (zoals elektrische bussen). Dit kan de kosten drukken en de tarieven voor passagiers verlagen.

De uiteindelijke prijs die een passagier betaalt, hangt af van de kostenstructuur, de subsidiering, en de tarieven die door het busbedrijf worden vastgesteld. Busbedrijven proberen de kosten te dekken met inkomsten uit ticketverkoop, maar kunnen in veel gevallen niet zonder subsidies werken om de dienstverlening op een hoge kwaliteit te blijven aanbieden.